Excursie verslag 1 november Schiedam

Op deze regenachtige dag troffen wij elkaar in ‘De Markies’, midden in Schiedam.
Jammer genoeg was de groep slechts zestien man groot, ondanks het feit dat er drie lezingen en een rondwandeling door het oude Schiedam gepland waren.

De eerste lezing werd gegeven door ons eigen lid Robert Ligthelm over zijn derde boek ‘Buitenplaatsen aan de Schie’.
Aan de hand van enkele schilderijen laat Robert zien dat het begrip Arcadië ook in Rotterdam, Delft, Delfshaven en Schiedam bij de gegoede burgerij en adel een rol speelde met veel natuur met dieren, water en bosschages.
Hij begint het verhaal in Overschie met de kastelen Spangen, Starrenburg en Rodenrijs. Kasteel Rodenrijs bevond zich vlak bij de huidige A13 en het vliegveld. Om te beginnen was het een mottekasteel. De resten hiervan werden gevonden bij de aanleg van een nieuwe straat in 1923.
Van het kasteel Spangen is niets meer over. Op de plek waar het heeft gestaan bevindt zich nu een bedrijventerrein en haven. Het kasteel is in 1351 vernield tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. In 1384 weer opgebouwd, in 1426 opnieuw verwoest en in 1453 weer hersteld. Tijdens gevechten werd het in 1489 beschadigd en in 1574 geruïneerd. Er bestaan tekeningen van de ruïne uit de 17e eeuw, gemaakt door Jacob Lois. Aan het eind van de negentiende eeuw is er al niets meer te vinden van het kasteel. In 1942 heeft Renaud er opgravingen verricht.
Ook bevonden zich in Overschie onder anderen de buitens de Hoeve, De Zweth, Schielust, De Tempel en Nieuw Rodenrijs. Over enkele hiervan vertelt hij aan de hand van anekdotes over de geschiedenis en de bewoners.
Na de vernietiging van de kastelen in de Hoekse en Kabeljauwse twisten wordt er een nieuw Rodenrijs gebouwd, maar dichter bij de Schie, op de plaats waar nu de Delftweg ligt Deze hofstede komt uiteindelijk in handen van de vrouw van Johan van Oldenbarnevelt, Maria van Utrecht, samen met de buitenplaats De Tempel.
Hierna komen kort de buitens aan de Beukelsdijk, in Schiebroek en aan de Bergweg aan de orde. Zoals de buitenplaats Walenburg, dat nog bestaat. Ook het buiten Insulinde wordt besproken. Op Insulinde werd een grote collectie schilderijen bijeen gebracht door Fop Smit Junior. Dit buiten moest wijken voor de aanleg van de trein rond 1900.
Het laatste stuk van de lezing betreft de Schiekade, waar zich uiteindelijk zo’n 15 buitens bevonden. Allereerst ontstonden er tuinen met een koepel en er
waren veel kleine industrieën. In de loop van de tijd ontstonden er zomerhuizen, een stuk van de weg af.
Naarmate we dichter bij de negentiende eeuw komen staan de buitens steeds dichter op de kade met tuinen, parken, koetshuizen en alles wat je bij een buiten verwacht. Het feit dat deze buitens zo dicht bij de stad lagen en er bovendien spoorwegen werden aangelegd heeft er toe geleid dat vanaf de jaren tachtig in de negentiende eeuw de een na de andere buitenplaats werd gesloopt. Heel veel buitens passeren de revue in de lezing. Teveel om allemaal te bespreken.

De tweede lezing werd gehouden door Ton Immerzeel, oud conservator van het Westlands museum. Binnenkort verschijnt het boek ‘Kastelen en adellijke huizen in het Westland en Midden-Delfland’.
De verdeling in kastelen en adellijke huizen in de titel heeft te maken met het feit dat niet alle (adellijke) huizen verdedigbaar waren. Een adellijk huis moest wel verdedigbaar zijn wil je het tot de kastelen rekenen en er moet een adellijke familie wonen. In het boek worden 24 kastelen en adellijke huizen beschreven. Een probleem is dat van die gebouwen vrijwel niets is overgebleven. Slechts twee kastelen zijn uitgebreid archeologisch onderzocht: Kasteel Polanen in Monster en Kasteel Keenenburg in Schipluiden. De periode waarover wordt gesproken in het boek begint omstreeks 1100 en loopt door tot 1574 (de tachtigjarige oorlog).
In de twaalfde eeuw waren er twee grote overstromingen in het gebied rond de Maasmonding, in 1134 en 1163. Van de tijd voor de overstromingen is vrijwel niets bekend. Ook kennen we nauwelijks versterkingen of kastelen van voor die tijd.
De eerste overstroming van 1134 is waarschijnlijk veroorzaakt door een zeebeving waarna er een vloedgolf de Vlaamse, Zeeuwse en Hollandse kust teisterde. Vrijwel direct daarna gevolgd door een zeer zware noordwesterstorm met springtij. De vloedgolf veroorzaakte een doorbraak van de kust- en rivierduinen. Hierdoor overstroomde het gebied en veranderde het landschap volkomen. Een dikke laag klei werd afgezet waarna het gebied vrijwel volledig opnieuw in cultuur gebrach tmoest worden. Er werden dijken langs de rivieren aangelegd. Hierdoor veranderden de stromingen in het gebied en begon in de Maasmonding de zandplaat van ’s Gravenzande op te slibben. Dit gebeurde zo snel dat het gebied al binnen twintig jaar in gebruik kon worden genomen voor bewoning. Dit nieuwe land viel toe aan de graven van Holland. In ’s-Gravenzande stichtten zij een hof dat beschermd werd door een mottekasteel.
Het overstroomde vaste land werd bestuurd door de Heren van Monster en de Heren van Naaldwijk. Voor hen was dit een te groot en te duur project om het alleen uit te voeren. De graaf van Holland kwam hen daarbij te hulp. Daarbij kreeg de graaf hulp van adellijke vazallen van hem uit zijn kerngebied rond de monding van de Rijn, zoals de adellijke families Van Wassenaar, Van Teylingen en Van Duivenvoorde. Zij kregen het recht om een gebied te ontginnen en in cultuur te brengen en om die nieuwe landgoederen te beschermen mochten zij daar ook een versterking bouwen. Dit waren in de 12e eeuw allemaal mottekastelen, bestaande uit een kunstmatig opgeworpen heuvel met daar bovenop een houten of stenen woontoren.

In Loosduinen stichtte de graaf van Holland een Hof, die ook hier beschermd werd door een mottekasteel. Loosduinen wordt in de bronnen in 1186 genoemd omdat daar het huwelijk van de zoon en erfopvolger van Floris III, de latere Dirk VII, met Aleida van Kleef gesloten werd. Waarschijnlijk was dit ook de beoogde woonplaats voor het getrouwde paar Dirk en Aleida.
Graaf Floris III van Holland overleed in 1190 op kruistocht. Dirk VII volgde hem op waarna zijn broer Willem tegen hem in opstand kwam maar die strijd verloor. Dirk VII stierf in 1203 waarna er een opvolgingsstrijd ontstond tussen Willem en de dochter van Dirk, Ada, die trouwde met Lodewijk II van Loon. Deze Loonse oorlog werd gewonnen door Willem. Bij die strijd werden vrijwel alle bestaande mottekastelen in Holland verwoest, die blijkbaar niet sterk genoeg waren om een belegering en een aanval te weerstaan. Op oude kaarten zijn soms nog restanten van mottes te zien, die dan worden weergegeven als een heuveltje in het landschap. Hoe zo’n motteheuvel eruit gezien heeft weten we uit Wassenaar. Daar is de motteheuvel pas in het begin van de 20e eeuw afgegraven. Ook het mottekasteel van ’s-Gravenzande is vrijwel zeker tijdens de Loonse oorlog verwoest. Sporen daarvan zijn in 1932 tijdens graafwerk bij de aanleg van een nieuwe waterloop teruggevonden. Het ging hierbij volgens een krantenartikel uit 1932 om muurwerk van grote grijze stenen van een bouwwerk wat ongeveer zes bij zes meter groot was. Dit moeten de restanten geweest zijn van een kasteeltoren waar na de bouw een motteheuvel tegen opgeworpen was. Helaas is deze vondst niet gedocumenteerd.
In 1988 werden er grondboringen verricht waarbij op verschillende plaatsen rode baksteenfragmenten en stukjesaardewerk uit de 13de eeuw werden gevonden. Daarna is in 1989 een proefopgraving uitgevoerd waarbij een bedding van een 9 meter brede gracht werd gevonden. In die oude grachtbedding bevond zich veel (sloop)puin, heel veel specieresten, stukjes en brokken baksteen, aardewerkscherven en fragmenten van vloer- en daktegels. Alles dateerde uit de 13e eeuw. Dit zijn de restanten geweest van een tweede kasteel van het hof van ’s Gravenzande. Dit kasteel is waarschijnlijk omstreeks 1220 gebouwd voor de zoon van graaf Willem I, Floris IV die trouwde met Machteld van Brabant. Floris IV stierf op 24 jarige leeftijd in 1234 tijdens een toernooi in Noord-Frankrijk. Zijn weduwe Machteld vestigde zich permanent in het kasteel van het hof van ’s-Gravenzande. Machteld en Floris IV hadden in 1228 op het landgoed van de oude hof van Loosduinen een nonnenklooster gesticht. Als vervanging voor Loosduinen kocht Floris IV in 1229 de hof van Vrouwe Meilendis wat later zou uitgroeien tot het Binnenhof en de vaste residentie van de graven van Holland werd. Het kasteel bevond zich toen nog in de parochie en het ambacht Monster. Een gebied dat behoorde tot het weduwegoed van gravin Machteld. Pas na haar overlijden in 1267, werden er onder het bestuur van Floris V stappen ondernomen om het Binnenhof en de daar omheen ontstane nederzetting Haga (Den Haag) uit de parochie en het ambacht Monster los te maken. Dit gebeurde onder protest van de Heren van Monster, die beweerden daar over oude rechten te beschikken, o.a. het patronaatsrecht van de kerk. Het is een lange
rechtsstrijd geweest maar die hebben de Heren van Monster uiteindelijk in 1291 verloren. De adellijke familie Van Monster verloor toen al haar rechten en mocht zich zelfs geen Van Monster meer noemen. Zij trokken zich terug op hun bezit Madestein, wat een kleine versterking was nabij Loosduinen.

Verslag tweede lezing door Ton Immerzeel

De derde lezing werd gegeven door Jan Willem Verkaik, docent geschiedenis. Hij is gepromoveerd op de Moord op Floris V en heeft veel over kastelen geschreven. Schiedam heeft dit jaar 750 jaar stadsrechten, dus sinds 1275!
Tussen 1258 en 1263 werd een poldertje aan de benedenloop van de Schie, Riviere, bedijkt door Aleida van Holland, met een aansluitende dam door de Schie, het prille begin van Schiedam. In dit gebied vestigden zich handelaren, schippers en ambachtslieden. Aleida, getrouwd met Jan van Avesnes, was de dochter van Floris IV en de zuster van graaf Willem II van Holland, die tevens rooms-koning was. Hij sneuvelde in 1256 te Hoogwoud. Zijn zoon graaf Floris V was toen slechts anderhalf jaar oud. Zijn oom Floris de Voogd werd zijn voogd, maar die kwam in 1258 om tijdens een toernooi. Daarna werd zijn inmiddels weduwe geworden tante Aleida voogdes. Zij vestigde zich in Holland en begon het haar alshuwelijksgift geschonken buitendijkse land te Schiedam te bedijken. Aleida van Holland bouwde hier het Huis te Riviere (ook wel Huis Mathenesse genoemd naar latere bewoners) dat gereed kwam in 1277. Het was op het Binnenhof na het grootste kasteel in het graafschap Holland, rechthoekig als de kastelen die Floris V later liet bouwen, het Muiderslot en Radboud. Toen zij in 1263 een eerste maal uit het graafschap verdreven werd was de bouw nog niet verder gekomen dan de scheefzakkende kelder van de donjon. De rest bouwde zij samen met haar zoon Floris van Henegouwen, die later prins werd in Griekenland.

Zij heeft het kasteel alleen bewoond tijdens haar laatste levensjaren (1281-1284). Nu zijn er nog resten van de donjon te zien in het centrum, naast het stadskantoor van Schiedam.
De stad lag bij het kasteel en stond, blijkt uit de stadsrechten, ook ten dienste van het kasteel.
Het kasteel van de Mathenesses werd tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten verwoest en vervolgens weer deels hersteld. Tijdens de Nederlandse Opstand vormde het echter een te grote bedreiging voor de stad en moest het wijken. De puinhopen werden nooit helemaal weggeruimd. In haar poldertje stichtte Aleida niet alleen dit enorme kasteel, maar ook een kerk (de bisschop gaf daarvoor 1262 toestemming), een begijnhof en een gasthuis. Dit kerkje stond middenin wat nu de Grote of Sint-Janskerk is. Deze staat bij uitzondering niet in het hart van de nederzetting, daar waar de dam aansloot op de tot dijk opgehoogde oeverwal. Een toplocatie voor de huizen van rijke kooplieden. De vrome, maar ook berekenende Aleida had de met het kerkhof veel grond vergende kerk en het begijnhof daarom meer achteraf op de goedkopere slappe veengrond gesitueerd.
Een duidelijke aanwijzing dat zij al jaren voor 1275 bezig was een stad te stichten. Op het standbeeld bij de ruïne houdt zij haar kerkje in handen. De keuze voor de kerkpatroon heeft natuurlijk alles te maken met Aleidas man Jan, bij wie zij in Valenciennes begraven werd. In de kerk is de 12e-eeuwse, want hergebruikte grafzerk te zien van de Schiedamse heilige Liduïna, als 15 jarig meisje lelijk gevallen op het ijs van de stadsgracht bij het kasteel, heilige van de chronisch zieken en het schaatsen.
Het gasthuis groeide door een privilege verleend door Aleidas zoon Floris, het had recht op de beste kledingstukken van alle gestorven Schiedammers, uit tot een zeer rijke instelling.
Dat is goed te zien aan de 18e-eeuwse nieuwbouw van architect Giudici, nu het Stedelijk Museum.

Rondwandeling Schiedam
Na de kerk namen we nog een kijkje bij. het Sint Jacobsgasthuis en de bibliotheek in de Korenbeurs.
We sloten de dag zoals gebruikelijk af met een drankje en een hapje. Een zeer geslaagde excursie.

Kitty Jansen en foto’s Hans Brandhorst